De bijzonderste reis uit mijn leven

Het was zonder twijfel een van de bijzonderste reizen uit mijn leven. Diep in de jungle van Sumatra heb ik mogen leven met een stam, die letterlijk in en van het bos leeft: de Orang Rimba. Het zijn de oorspronkelijke bewoners van het oerwoud. Ik waande me even Mowgli van Jungle Book en keek mijn ogen uit. Kinderen vingen op een primitieve manier visjes voor het avondeten. De volwassenen joegen op groter wild. De Orang Rimba doden een dier alleen als ze honger hebben. Met respect voor dier en natuur. Alles wordt opgegeten.

Het stamhoofd leerde me speergooien. Zo bijzonder. Als vegetariër mikte ik op losse takken. In het begin raakte ik geen gompie, maar na een half uurtje werpen, begon ik opeens mijn doelen te raken. Een trots gevoel bekroop me. Het gevoel dat ik een van hen was. De Orang Rimba.
Een knul van een jaar of 14 klom sneller naar de top van een palmboom dan dat ik rennen kon. Het maakte diepe indruk.

Maar de meeste indruk maakte het verhaal van het stamhoofd. Hij vertelde me, via twee tolken, dat het bos door illegale houtkap heel snel aan het verdwijnen is. En daarmee de leefomgeving van de Orang Rimba en van veel dieren. ,,De mensen met de machines komen steeds vaker langs. Ze kappen het hout voor toiletpapier voor het Westen. Als het zo doorgaat, bestaan we straks niet meer. En ook de Sumatraanse tijger en de Orang Oetan…”

De dag voordat ik de Orang Rimba bezocht, overnachtte ik in een ‘gewone mensen-dorp’. Daar was net een man aangevallen en verslonden door een tijger. De roofdieren vallen steeds vaker mensen aan, omdat hun leefgebied verdwijnt.

Maar ze eten geen Orang Rimba, wist het stamhoofd me te vertellen. ,,We komen de tijgers vaak tegen. We kijken elkaar aan en vervolgen ieder onze weg.”
Omdat de Orang Rimba zo dicht bij de natuur staan, hebben ze het respect van de dieren. Hoe mooi is dat?